
5 mei 2025
Mijn hart brak toen mijn kind zei dat hij wilde dat hij bij een andere moeder woonde
Het kwam zomaar uit het niets
Het was een doodnormale donderdagmiddag. We waren net thuis van school. Jassen op de grond, broodtrommels nog half vol, ik stond met één been in de keuken om snel iets van avondeten te bedenken. Hij zat op de bank met zijn knuffel, wat te mopperen over dat zijn schermtijd op was. En toen ineens: “Ik wou dat ik bij een andere mama woonde.”
Zomaar. Geen geschreeuw, geen boze ruzie. Gewoon... alsof hij het even kwijt moest en ik stond daar, met m’n handen vol wortels en voelde hoe mijn hart in één klap onderuit ging.
Ik wist niet of ik moest lachen of huilen
Mijn eerste impuls was: lachen. Niet omdat het grappig was, maar omdat het zo’n belachelijk grote opmerking was voor zo’n klein lijfje. Alsof ik hem had gevraagd met wie hij mee wilde naar een onbewoond eiland, en hij een lijstje had gemaakt. Maar het kwam uit z’n hartje. Serieus, duidelijk, verdrietig.
En daarna kwam de andere golf. De tranen achter mijn ogen, die ik net op tijd wist weg te slikken. Want ik wist: dit gaat niet echt over mij. Dit gaat over hem. Over zijn gevoel, zijn frustratie. En toch voelde het persoonlijk. Alsof ik faalde.

Ik vroeg hem wat hij bedoelde
Ik ging bij hem zitten, naast hem op de bank, zonder meteen iets te zeggen. Na een minuut vroeg ik: “Wat maakt dat je dat zegt, lieverd?” Hij haalde zijn schouders op en zei: "Gewoon, omdat andere mama’s veel liever zijn en nooit boos worden.”
Au.
Ik vroeg door. Bleek dat ik die ochtend had gemopperd omdat hij zijn schoenen alweer kwijt was. En dat ik gisteren ‘heel hard’ had geroepen dat hij moest opschieten. En dat ik vandaag zijn scherm had afgepakt “terwijl hij net in een spel zat”. In zijn hoofd was ik op dit moment gewoon... stom. Onredelijk. De boze heks in zijn sprookje.
Ik voelde me zó schuldig
Die avond bleef dat zinnetje “Ik wou dat ik bij een andere mama woonde.” rondzingen in mijn hoofd. Het triggerde alles: mijn perfectionisme, mijn onzekerheid, mijn overtuiging dat ik altijd rustig en liefdevol moet reageren – ook als ik vier keer per dag dezelfde sokken opruim of de boterhammen terugvind in zijn jaszak.
Ik wist dat het niet rationeel was. Maar het raakte me. Want ik wil zó graag zijn veilige plek zijn. En die ene zin voelde als een afwijzing van alles wat ik probeer te zijn.

Toch was het ook een compliment
De volgende dag zei hij niks. Alsof het niet gebeurd was. Maar ik kon het niet loslaten. Pas toen hij voor het slapen gaan zachtjes zei: “Mama, ik vind jou eigenlijk toch wel de fijnste” brak er iets open. Niet omdat hij het terugnam, maar omdat ik begreep: hij moet dit kunnen zeggen.
Hij moet zich zó veilig voelen dat hij zijn lelijkste gedachten bij mij kwijt kan. Z’n boosheid, z’n frustratie, z’n overprikkeling. Ook als dat pijnlijk is. Juist dan.
Ik ben niet perfect en dat is oké
Ik zal nog vaker streng zijn, mijn stem verheffen, fouten maken. En hij zal nog vaker dingen zeggen die prikken. Maar als ik één ding geleerd heb van die middag, dan is het dit: als mijn kind zich vrij voelt om zó eerlijk te zijn tegen mij, dan doe ik het blijkbaar toch niet zo slecht.